Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Flora- en faunawet

 

Artikel 68
1
Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kunnen gedeputeerde staten, voorzover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten, het Faunafonds gehoord, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 tot en met 15, 15a, 15b, tweede lid in samenhang met het eerste lid, 16, 17, 18, 53, eerste lid, onderdelen c en d, 72, vijfde lid, en 74:
a
in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid;
b
in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
c
ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren;
d
ter voorkoming van schade aan flora en fauna of
e
met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen.
2
Een ontheffing die betrekking heeft op vogels als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, of op soorten als bedoeld in bijlage IV, onderdeel a, of, voorzover de ontheffing betrekking heeft op artikel 15b, soorten als bedoeld in bijlage V, onderdeel a, van richtlijn 92/43/EEG, wordt uitsluitend verleend voor zover de grond als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, overeenstemt met een van de gronden, genoemd in artikel 9 van richtlijn 79/409/EEG onderscheidenlijk artikel 16 van richtlijn 92/43/EEG.
3
Gedeputeerde staten kunnen bij verlening van een ontheffing als bedoeld in het eerste lid niet afwijken van het bepaalde bij of krachtens artikel 72, vijfde lid, voor het toestaan van middelen die onnodig lijden van dieren veroorzaken.
4
De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend aan een faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan.
5
Onverminderd het bepaalde in artikel 80, onderdeel e, worden ontheffingen als bedoeld in het eerste lid, verleend voor een periode van ten hoogste vijf jaren.
6
In afwijking van het derde lid kan de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, ook aan anderen dan een faunabeheereenheid worden verleend indien:
a
de noodzaak ontbreekt voor een faunabeheerplan gelet op de soort dan wel de aard of omvang van te verrichten handelingen;
b
de noodzaak ontbreekt dat de te verrichten handelingen worden verricht door tussenkomst van een faunabeheereenheid;
c
het gebied waar de handelingen worden verricht niet is gelegen in een gebied waarover zich de zorg van een faunabeheereenheid uitstrekt.
7
Gedeputeerde staten doen tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van besluiten als bedoeld in het eerste en vijfde lid mededeling van deze besluiten in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze. Van besluiten als bedoeld in het eerste juncto derde lid wordt tevens tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van deze besluiten mededeling gedaan in de Staatscourant. Een afschrift van deze besluiten sturen zij aan Onze Minister.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •